Page 29 - Gewelfschilderingen Alkmaar

This is a SEO version of Gewelfschilderingen Alkmaar. Click here to view full version

« Previous Page Table of Contents Next Page »
Het gewelf van het koor in de kerk van Warmenhuizen is
ook in de 19
e
eeuw uit de kap genomen om als deel van de
collectie van het Rijksmuseum een plaats te krijgen in het
schoolgebouw op het terrein van het museum. Het is pas
in 1964 naar Warmenhuizen teruggekeerd.
Tijdens de in 1990 begonnen restauratie van deze gewelf-
schilderingen kwamen stukken beschilderd beschot tevoor-
schijn die als steun in de rug achter gerepareerde onderdelen
van het gewelf waren gespijkerd. Het decoratieve schilderwerk
op deze verzaagde stukken leek sprekend op de kamversiering
uit Alkmaar zoals die te zien was op foto’s van vier fragmen-
ten die in het bezit waren geweest van het Rijksmuseum.
Deze fragmenten zijn in 1925 met Het Laatste Oordeel naar
Alkmaar teruggekeerd maar daar niet meer te vinden. De in
Warmenhuizen voor de dag gekomen verzaagde stukken van
elders waren reden om een grote stapel oude planken uit de
spelonken van het Rijks-museum over te brengen naar het
in 1999 leeggekomen Veiligheidsinstituut vlak achter het
museum om ze daar uit te leggen en te bekijken. Met de
documentatie uit 1904 van Bruinvis in de hand was binnen
enkele uren duidelijk dat de verzameling planken afkomstig
was uit het Noordtransept in Alkmaar.
Vele onderdelen van het teruggevonden gewelfbeschot
verkeerden na meer dan een eeuw verwaarlozing in een
erbarmelijk slechte staat, waren vervuild en aangetast door
lekkages en schimmel en eerder al in Alkmaar verzwakt door
houtworm. Toch was de grote betekenis van de vondst
meteen duidelijk. Tijdens alle restauraties van houten
tongewelven met een laatgothische kamversiering werd ervan
uitgegaan dat deze decoratie op het kale hout was
aangebracht. Zie de consistorie van de Laurenkerk,
gerestaureerd in 1941. Het teruggevonden materiaal uit het
het Noordtransept laat zien dat het hout eerst met een
kalksaus werd bestreken en dat daarop geschilderd werd, “op
den aschgrijzen grond”, zoals Bruinvis die zo trefend
aanduidde. Het teruggevonden materiaal vertegenwoordigde
ruim twee derde van het oorspronkelijke totaal en is na de in
2011 voltooide restauratie weer in het gewelf terug,
schoongemaakt, bijgewerkt, de decoratie voortgezet op de
aanvullende nieuwe planken. Het gewelf heeft zijn
laatgothische decoratie terug, maar ook zijn
onderhoudsgeschiedenis. Er zijn reparaties en aanvullingen
uit de 17
e
, 18
e
en 19
e
eeuw in te herkennen. Verrassend is hoe
de asgrijze toon en de verfjnend werkende schildering van
het gewelf de allure van het Noordtransept hebben verrijkt en
dat daarbij vergeleken het bruingebeitste strokenverband in
de overige gewelfdelen zo duidelijk de architectuur afbreuk
doet. Dat het herstelde gewelf, ondanks de daarin aanwezig
gelaten toonverschillen, toch als een mooie eenheid werkt
komt ook door het herstel en vergulding van de vier
gewelfschotels op de kruisingen van de nokrib en de
hoofdspanten.
De gewelfversiering moet ongeveer op de volgende manier
zijn opgezet: Na het aanbrengen van de kalksaus is de strook
van de kruisband langs de ribben nog eens gewit. Met behulp
van een stompe kwast en een mal werd de kruisband in zwart
neergezet. Daarna werden met behulp van een geperforeerde
tekening de hoofdvormen van de diagonaal geplaatste
bloemen in de hoeken doorgestoven met houtskool. Hun
positie was op het oog bepaald. Vervolgens werden met
eenzelfde hulpmiddel de driepasbogen van de kamversiering
doorgestoven. Hierbij werd van beneden naar boven gewerkt.
Waar de boog en het daarop te plaatsen lofwerk in aanvaring
zouden komen met het al boven neergezette stuk in de hoek,
werd de boog iets verkleind uitgevoerd. Het doorstuiven van
het lofwerk bleef op die plaats achterwege om er een uit de
hand geschilderde kleine bloem te kunnen neerzetten.
De doorgestoven hoofdvormen van de bogen en de daarop
rustende stukken lofwerk werden in wit nageschilderd.
De tracering in de vier hoeken werd volgens vast patroon
maar uit de hand in wit neergezet. Daarna werd de aldus
verkregen witte opzet met de penseel in zwart uitgewerkt. In
de bloemen waren tevoren al accenten in groen en
karmijnrood aangebracht. Na het schilderen van de zwarte
omtreklijnen werd de decoratie voltooid met de schaduwen
die er diepte in brachten.
De suggestieve toepassing van de schaduwen wijst op de
bemoeienis van een met de architectuur vertrouwde mees-
terschilder. Gezien het weldoordachte ontwerp van de tra-
cering waarmee de kamversiering in de hoeken van richting
verandert moet dit ook Jacob Corneliszoon zijn geweest, die
zijn houtsneden met soortgelijke architectonische elementen
omkaderde. Hij zal de decoratie hebben ontworpen en heb-
ben aangegeven hoe die moest worden uitgevoerd.
De gewelfschilderingen in het Noordtransept